bouwwerf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bouwwerf    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑuwɛrəf/ (2 of 3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bouw·werf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwwerf bouwwerven
verkleinwoord bouwwerfje bouwwerfjes

Zelfstandig naamwoord

debouwwerfv/m

  1. terrein met een gebouw in aanbouw
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord bouwwerf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.