brandweerploeg

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brandweerploeg    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • brand·weer·ploeg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandweerploeg brandweerploegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debrandweerploegv/m

  1. groep brandweermannen die samen een brand bestrijden
     Ook Sicilië heeft te maken met felle branden. De politie daar doet onderzoek naar een brandweerploeg die zelf branden zou hebben gesticht om extra geld te kunnen opstrijken. De brandweerlieden kregen namelijk 10 euro per uur betaald als ze naar een spoedmelding moesten.[1]
     Voorzitter Wevers van Brandweer Nederland zegt dat de brandweer zich goed had voorbereid. In een aantal plaatsen is gewerkt met combivoertuigen, bemand door mensen van de brandweer en de politie. Daardoor was het soms niet nodig een complete brandweerploeg in te zetten.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord brandweerploeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Twee vrouwen omgekomen door natuurbranden bij Rome” (Dinsdag 8 augustus 2017, 03:10), NOS
  2. Weblink bron “Brandweer: druk, maar beheersbaar” (Dinsdag 1 januari 2013, 15:58), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.