brexit

Niet te verwarren met: Brexit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brexit    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbrɛksit/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • brexit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brexit brexits
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

brexit

  1. (politiek) mogelijk vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie als onderwerp van veronderstellingen
     Ruim drie jaar geleden stemden de Britten voor een brexit. Inmiddels is het Verenigd Koninkrijk drie kabinetten, twee opgestapte premiers en een berg opgestapte ministers verder.[2]
     Als het Europees Parlement niet nauwer betrokken wordt bij de onderhandelingen over het Britse vertrek uit de EU, dan dreigt "de hardste aller brexits" realiteit te worden en "dat zou iedereen schade berokkenen".[3]
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'brexit' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Brexit (hoofdletter?)” op taaladvies.net
  2. Weblink bron Gearchiveerde versie
    Arnoud van der Struik
    “Brexit” (2019) op nos.nl
  3. Weblink bron “Brexit: EU-parlementsleden zijn boos omdat ze niet betrokken worden” (14 december 2016) op demorgen.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.