brink
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: brink (hulp, bestand)
Woordafbreking
- brink
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brink | brinken |
verkleinwoord | brinkje | brinkjes |
Zelfstandig naamwoord
de brink m
- (planologie) gemeenschappelijk grasland in het midden van een dorp
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord brink staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brink" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "brink" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ brink op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Welstandsnota 2013 - Gemeente Borger-Odoorn” (2013), Gemeente Borger-Odoorn
- ↑ Weblink bron L.Noordegraaf“Spectrum/Sijthoff atlas van de Nederlandse marktsteden” (1985), Spectrum, p. 28
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
- VS (GA)
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA:
enkelvoud | meervoud |
---|---|
brink | brinks |
Zelfstandig naamwoord
brink
- rand [1]
- «The brink of a precipice.»
- De rand van een afgrond.
- «The brink of a precipice.»
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.