brocanteur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brocanteur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bro·can·teur
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse ww. brocanter met het achtervoegsel -eur [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord brocanteur brocanteurs
verkleinwoord brocanteurtje brocanteurtjes

Zelfstandig naamwoord

debrocanteurm

  1. (beroep) (handel) handelaar in curiosa

Gangbaarheid

  • Het woord brocanteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
63 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.