brugvak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brugvak    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • brug·vak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brugvak brugvakken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetbrugvako

  1. deel van een brug dat tussen twee pijlers ligt

Gangbaarheid

  • Het woord 'brugvak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
72 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.