bubbelgum

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bubbelgum    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbʏbəlˌɣʏm/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bub·bel·gum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bubbelgum bubbelgums
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bubbelgum m/o

  1. kauwgum die geschikt is om bellen mee te blazen
Synoniemen
  • klapkauwgum

Gangbaarheid

  • Het woord bubbelgum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.