buggy

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buggy    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbʏɡi/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈbʏ.gi/
    • (Limburg): /ˈbʏ.ɣy/
Woordafbreking
  • bug·gy
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘opvouwbare kinderwagen’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • Van het Engelse (baby) buggy.
enkelvoud meervoud
naamwoord buggy buggy's
verkleinwoord buggy'tje buggy'tjes

Zelfstandig naamwoord

debuggym

  1. een karretje met vier wielen waarin een baby of peuter vervoerd kan worden
    • Buggy's, zie je die eigenlijk nog wel? 
    • Ouders van kleine kinderen die er tegenop zien om met de fiets naar Rotterdam te komen omdat ze dan de kinderwagen moeten meezeulen, kunnen nu gratis een buggy lenen op vertoon van paspoort of identiteitskaart.[2] 
     Ze liepen allebei achter een buggy waarin een peuter zat.[3]
  2. een bepaald soort auto lijkend op een kleine jeep
    • Coureur Tom Coronel reed in januari in een buggy mee met de Dakar Rally van in Zuid-Amerika. In Dakar, I Love It, I Hate It zijn de avonturen van Coronel en andere deelnemers te zien.[4] 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord buggy staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.