bun
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bun (hulp, bestand)
- IPA: / bʏn / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- bun
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bun | bunnen |
verkleinwoord | bunnetje | bunnetjes |
Zelfstandig naamwoord
de bun v / m [4]
- (visserij) een met water gevuld compartiment (in een schip), dat via vele kleine openingen rechtstreeks in verbinding staat met het buitenwater waarin vis levend bewaard kan worden
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- bunvis
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord bun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bun" herkend door:
34 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Surinaams
Bijvoeglijk naamwoord
bun
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.