busy

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  busy (US)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɪzi/
  • SAMPA: /"bIzi/
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
busybusierbusiest

Bijvoeglijk naamwoord

busy

  1. druk
    «It has been a busy day.»
    Het is een drukke dag geweest.
  2. bezig, bezet
Anagrammen

Verwijzingen

  1. busy, Online Etymology Dictionary

Tsjechisch

Zelfstandig naamwoord

busy

  1. nominatief meervoud van bus
  2. accusatief meervoud van bus
  3. vocatief meervoud van bus
  4. instrumentalis meervoud van bus
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.