buurtbewoner

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buurtbewoner    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • buurt·be·wo·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buurtbewoner buurtbewoners
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debuurtbewonerm

  1. bewoner van een deel van een wijk, stad of dorp
    • de woedende buurtbewoner smeet een emmer koud water over de voor zijn deur kotsende corpsballen 

Gangbaarheid

  • Het woord buurtbewoner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.