buut

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buut    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • buut
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mikpunt’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord buut buten
verkleinwoord buutje buutjes

Zelfstandig naamwoord

hetbuuto [4]

  1. eindpunt bij loopspelen, meldingspunt bij verstoppertje
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
buten

buut

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van buten
  2. gebiedende wijs van buten

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord buut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
10 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.