buten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bu·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verstoppertje spelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1913 [1]

Zelfstandig naamwoord

debutenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord buut

Gangbaarheid

  • Het woord buten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
40 %van de Nederlanders;
9 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Nedersaksisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-West-Germaanse *be-utan

Bijwoord

buten

  1. buiten

Voorzetsel

buten

  1. buiten; niet ingesloten in het genoemde
Afgeleide begrippen
  • hierbuten
  • dorbuten
  • wobuten


Oost-Fries

Bijwoord

buten

  1. buiten


Plautdietsch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-West-Germaanse *be-utan

Bijwoord

buten

  1. buiten


Pools

Uitspraak
  • IPA: /butɛn/
Woordafbreking
  • bu·ten

Zelfstandig naamwoord

buten monbezield

  1. (scheikunde) buteen; een alkeen met als brutoformule C4H8

Meer informatie


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /bʊtɛn/
Woordafbreking
  • bu·ten

Zelfstandig naamwoord

buten monbezield

  1. (scheikunde) buteen; een alkeen met als brutoformule C4H8
Verbuiging
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
  • cyklobuten monbezield
  • isobuten monbezield
Verwante begrippen
Alkenen in het Tsjechisch

ethenpropenbutenpentenhexenheptenoktennonen

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.