campingeigenaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  campingeigenaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cam·ping·ei·ge·naar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord campingeigenaar campingeigenaren
campingeigenaars
verkleinwoord campingeigenaartje campingeigenaartjes

Zelfstandig naamwoord

decampingeigenaarm

  1. houder van een kampeerterrein
    • Sommige Nederlanders willen campingeigenaar worden in Frankrijk. Ze denken dat ze dan altijd vakantie hebben. 
Synoniemen
  1. campinghouder, campingbaas

Gangbaarheid

  • Het woord campingeigenaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.