cascadeur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: cascadeur (hulp, bestand)
- IPA: / ˌkɑskaˈdør / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- cas·ca·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cascadeur | cascadeurs |
verkleinwoord | cascadeurtje | cascadeurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de cascadeur m
- (persoon) acrobaat die evenwichtskunsten verricht, die zonder uitzondering met valpartijen eindigen
Gangbaarheid
- Het woord 'cascadeur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /kas.ka.dœʁ/
Woordafbreking
- cas·ca·deur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van het Franse cascader (struikelen) met het achtervoegsel -eur. [1] [2]
Zelfstandig naamwoord
cascadeur m
Bijvoeglijk naamwoord
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.