celgenoot
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: celgenoot (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsɛlɣəˌnot / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- cel·ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van cel en genoot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | celgenoot | celgenoten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de celgenoot m
- persoon waarmee men een cel deelt
Afgeleide begrippen
- celgenote
Gangbaarheid
- Het woord celgenoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "celgenoot" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.