celibaat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  celibaat    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ce·li·baat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ongehuwde staat’ voor het eerst aangetroffen in 1800 [1]
  • afgeleid van het Franse célibat (met het achtervoegsel -aat) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord celibaat
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetcelibaato

  1. de verplicht ongehuwde staat van geestelijken in verschillende godsdiensten
    • De priesers in de Rooms-katholieke Kerk moeten zich houden aan het celibaat. 
Hyponiemen
  • priestercelibaat
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord celibaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.