chargé

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ʃaʁ.ʒe/

Werkwoord

chargé

  1. voltooid deelwoord (participe passé) van charger

Bijvoeglijk naamwoord

chargé

  1. geladen
    «Un fusil chargé.»
    Een geladen geweer
  2. vol
    «Un manuscrit chargé de fautes»
    Een manuscript vol fouten.
  3. (straattaal) stoned, high
    «Après ce pétard, j’étais complètement chargé
    Na die joint was ik compleet stoned. [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.