charger

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  charger    (hulp, bestand)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
charger
chargeais
chargé
eerste groep volledig

Werkwoord

charger

  1. overgankelijk: laden, beladen, belasten, bevrachten, inladen, opladen

se charger

  1. wederkerend (spreektaal) gebruiken (drugs of doping)
    «Depuis qu’il se charge, Bastien, il se tape tranquille des trajets de 20-40 kilomètres.»
    Sinds hij doping gebruikt haalt Bastien met gemak afstanden van 20-40 kilometer. [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.