checker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: checker (hulp, bestand)
Woordafbreking
- chec·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | checker | checkers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de checker m
- iemand die of iets dat checkt
Hyponiemen
- spelchecker, spellingchecker
Gangbaarheid
- Het woord checker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Engels
Uitspraak
- Geluid: checker (VK) (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud |
---|---|
checker | checkers |
Zelfstandig naamwoord
checker
- checker, controleur, iemand die/iets wat checkt/controleert
- (spel) damschijf
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to checker |
he/she/it | checkers |
verleden tijd | checkered |
voltooid deelwoord |
checkered |
onvoltooid deelwoord |
checkering |
gebiedende wijs | checker |
Werkwoord
checker
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.