check
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: check (hulp, bestand)
Woordafbreking
- check
Woordherkomst en -opbouw
- van het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | check | checks |
verkleinwoord | checkje | checkjes |
Zelfstandig naamwoord
de check m
- een controlerende actie
- Doe voor de zekerheid nog een check met recente antivirussoftware.
Hyponiemen
- banencheck, bodycheck, dubbelcheck, soundcheck
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
checken |
check
Gangbaarheid
- Het woord check staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "check" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
- Geluid: check (VS) (hulp, bestand)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
check | checks |
Zelfstandig naamwoord
check
- check, controle, keuring
- inspectie
- onderzoek
- (schaak) schaak zn [1] (stand op het schaakbord)
- «The king is in check.»
- De koning staat schaak.
- «The king is in check.»
- (financieel), (economie), (Amerikaans Engels) cheque
- markering
- kleine spleet of kier
Schrijfwijzen
- (Brits Engels) cheque (2)
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to check |
he/she/it | checks |
verleden tijd | checked |
voltooid deelwoord |
checked |
onvoltooid deelwoord |
checking |
gebiedende wijs | check |
Werkwoord
check
- overgankelijk checken, controleren
- overgankelijk inspecteren
- overgankelijk aanvinken, aankruisen
- overgankelijk afvinken
Afgeleide begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.