chemist

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  chemist (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɛmɪst/
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
chemist chemists

Zelfstandig naamwoord

chemist

  1. (beroep), (scheikunde) scheikundige
  2. (beroep), (farmacologie) (Brits Engels) apotheker
  3. (bedrijf), (farmacologie) (Brits Engels) apotheek

Gangbaarheid

100 %van de Amerikanen;
100 %van de Britten.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.