chercher

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  chercher    (hulp, bestand)
  • IPA: /ʃɛʁ.ʃe/
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontwikkeld uit Middelfrans chercher, cercher, uit Oudfrans cerchier, cercer doorlopen, “ronde maken” (uit Volkslatijn circare), aangetroffen vanaf de 12e eeuw. [1]
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
chercher
cherchais
cherché
eerste groep volledig

Werkwoord

chercher

  1. overgankelijk zoeken
  2. overgankelijk (wetenschap) onderzoeken, onderzoek verrichten
  3. overgankelijk (spreektaal) het gemunt hebben op
    «Si tu me cherches tu vas me trouver!»
    Als je ruzie met me wil, kan je het krijgen!! [2]
  4. onovergankelijk (spreektaal) bedragen
    «Ça va chercher dans les vingt euros.»
    Dat zal in de twintig euro lopen. [2]
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.