clausule

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  clausule    (hulp, bestand)
  • IPA: /klʌʊˈsylə/
Woordafbreking
  • clau·su·le
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afzonderlijke zinsnede of bepaling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord clausule clausules
verkleinwoord clausuletje clausuletjes

Zelfstandig naamwoord

declausulev/m

  1. (juridisch) een extra bepaling in een ambtelijke brief
    • Bij die brieven zit altijd wel een clausule. 
  2. (taalkunde) het eind van een zin
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord clausule staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.