clean

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  clean    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • clean
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘geen drugs gebruikend’ voor het eerst aangetroffen in 1962 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen cleancleanercleanst
verbogen cleanecleanerecleanste
partitief cleanscleaners-

Bijvoeglijk naamwoord

clean

  1. modern, strak
    • Hij werkt in een heel clean wit kantoor zonder frutsels. 
  2. geen drugs meer gebruikend
    • De junk zei dat hij al weken clean was, maar het urineonderzoek toonde aan dat hij loog. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord clean staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • Geluid:  clean (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /klin/
stellend vergrotend overtreffend
cleancleanercleanest

Bijvoeglijk naamwoord

clean

  1. schoon
  2. zindelijk
  3. fatsoenlijk
  4. zuiver
vervoeging
onbepaalde wijs to  clean 
he/she/it  cleans 
verleden tijd  cleaned 
voltooid
deelwoord
 cleaned 
onvoltooid
deelwoord
 cleaning 
gebiedende wijs  clean 

Werkwoord

clean

  1. schoonmaken
Afgeleide begrippen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Bijvoeglijk naamwoord

clean

  1. (spreektaal) clean, vrij van drugsgebruik
    «Depuis que Sami est redevenu clean, il s’est mis en tête de trouver du boulot.»
    Sinds Sami weer clean is, is hij vastbesloten werk te vinden. [1]
  2. (spreektaal) schoon
    «Putain, c'est clean dans ta piaule!»
    Nou zeg, wat is het schoon in je kamer! [1]
  3. (spreektaal) OK, correct
    «Fabrice, il est clean en affaire.»
    Fabrice is te vertrouwen als je zaken met hem doet.
    «C’est clean
    Het is in orde! [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.