collectie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  collectie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • col·lec·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verzameling’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • afgeleid van het Latijnse 'collēctiō' (het verzamelen, verzameling) met het voorvoegsel col- [2]
  • Naamwoord van handeling van collecteren met het achtervoegsel -ie
enkelvoud meervoud
naamwoord collectie collecties
verkleinwoord collectietje collectietjes

Zelfstandig naamwoord

decollectiev

  1. een verzameling van bij elkaar passende voorwerpen of zaken [3]
    • Hij had een complete collectie kroonkurken te koop aangeboden op het internet. 
  2. assortiment, verzameling van goederen die in een winkel te koop is i.v.m. een bepaalde omstandigheid
    • Bij Acne Studios draaide bijna de hele collectie om regenjassen, soms kort als een overhemd, soms zo lang en wijd dat het richting tent ging.[4] 
    • Direkt naar Sinterklaas begonnen de winkels met hun kerstcollectie aan te bieden. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord collectie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.