collocatie

Niet te verwarren met: colocatie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  collocatie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • col·lo·ca·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vaste verbinding van twee of meer woorden’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • afgeleid van het Latijnse locus (plaats) ('collocatio' = samenplaatsen) met het voorvoegsel col-
  • afgeleid van het Franse collocation (met het voorvoegsel col-) [2]
  • Naamwoord van handeling van colloqueren met het achtervoegsel -atie [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord collocatie collocaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

decollocatiev

  1. (taalkunde) min of meer vaste combinatie van woorden
    • Het is met name moeilijk om de woordvolgorde van een dergelijke collocatie te wijzigen zonder meteen ook het idiomatische karakter ervan aan te tasten.[4] 
  2. (juridisch) aanwijzing van de volgorde van schuldeisers
    • Liever dan een verzoek tot collocatie van een schuldenaar mede te ondertekenen, hoopte Petrus Lemmens in 1789 op een andere manier een financieel geschil op te lossen.[5] 
  3. (juridisch) juridisch afgedwongen opname in een psychiatrische inrichting
    • De wet op de collocatie wordt toegepast zonder dat er sprake moet zijn van een misdrijf.[6] 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord collocatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
40 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.