compiler

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  compiler    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • com·pi·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Engelse 'compiler' (met het voorvoegsel com-)
enkelvoud meervoud
naamwoord compiler compilers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

decompilerm

  1. (informatica) computerprogramma dat een in een brontaal geschreven programma (broncode) vertaalt in een semantisch equivalent programma in een doeltaal (objectcode) (en meestal tegelijk met andere programma´s 'linkt')
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord compiler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
50 %van de Nederlanders;
52 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Engels

enkelvoud meervoud
compiler compilers

Zelfstandig naamwoord

compiler

  1. (informatica) compiler

Frans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
compiler
compilais
compilé
eerste groep volledig

Werkwoord

compiler

  1. (informatica) compileren
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.