contrasteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  contrasteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • con·tras·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse contraster (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
contrasteren
contrasteerde
gecontrasteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

contrasteren

  1. absoluut een tegenstelling vormen
    • Tegen die achtergrond contrasteert het nauwelijks. 
     Een schitterend hotel met een azuurblauwe zee op de achtergrond contrasteerde heftig met de bakken regen die er in Almere-Buiten uit de lucht vielen.[2]
     De woorden contrasteerden echter met haar zachte stemgeluid waarin geen verwijt doorklonk.[2]
  2. overgankelijk in tegenstelling brengen
    • In dat boek wordt dat gecontrasteerd tegen de gebeurtenissen in het oosten. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord contrasteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.