conus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  conus    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • co·nus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kegel’ voor het eerst aangetroffen in 1645 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord conus conussen
verkleinwoord conusje conusjes

Zelfstandig naamwoord

deconusm [3]

  1. kegel, kegelvormig voorwerp
    • een luidspreker heeft een conus die de lucht in trilling brengt 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord conus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
57 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.