coronaversoepeling

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  coronaversoepeling    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • co·ro·na·ver·soe·pe·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coronaversoepeling coronaversoepelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

decoronaversoepelingv

  1. (medisch) het intrekken van een aantal noodmaatregelen tijdens de coronapandemie
     Op een trapveldje in Berlijn stuift een jongen met een voetbal rond, dolblij met de coronaversoepelingen, niet vermoedend dat hij op een dag zal trouwen met een jonge vrouw uit Bracken met uitzonderlijk lang blond haar.[1]
     Medici waarschuwen Johnson: coronaversoepeling komt te vroeg: In een open brief aan het Britse parlement waarschuwen topmedici dat het land niet voldoende is voorbereid op een tweede besmettingsgolf. De oproep komt een dag nadat premier Johnson een reeks versoepelingen aankondigde.[2]

    Gangbaarheid

    • Het woord 'coronaversoepeling' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

    Meer informatie

    Verwijzingen

    1. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
    2. Weblink bron “Medici waarschuwen Johnson: coronaversoepeling komt te vroeg” (woensdag 24 juni 2020, 15:45), NOS
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.