coronawandelaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  coronawandelaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • co·ro·na·wan·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coronawandelaar coronawandelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

decoronawandelaarm

  1. mensen die ten tijde van het uitbreken van het coronavirus gingen wandelen
    • Door de vele coronawandelaars konden de mensen niet de vereiste anderhalve meter afstand houden tot elkaar. 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.