crisisbelasting

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  crisisbelasting    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cri·sis·be·las·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord crisisbelasting crisisbelastingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

decrisisbelastingv

  1. eenmalige heffing om een crisis te bestrijden
     Ze roepen Rutte-II op om de koers van lastenverzwaringen en nivellering te verlaten en zo de economische groei kansen te bieden. Dat er opnieuw een éénmalige crisisbelasting wordt opgelegd, is volgens de organisaties slecht voor het ondernemers- en vestigingsklimaat in Nederland.[1]
     1. De verhuurderheffing wordt vanaf 2023 afgeschaft. Dat is een soort crisisbelasting die in 2013 is ingevoerd en alleen wordt betaald door woningcorporaties. De VVD heeft de laatste jaren dwars gelegen om deze belasting op sociale huurwoningen af te schaffen, al werd er wel korting gegeven. Het gaat om zo'n 1,7 miljard euro per jaar. Met dat geld willen corporaties betaalbare huizen bouwen en verduurzamen.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord crisisbelasting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Werkgevers: minst kwade gekozen” (Dinsdag 17 september 2013, 15:15), NOS
  2. Weblink bron
    Stefan ten Teije
    “Verhuurderheffing en jubelton afgeschaft: tien woonafspraken uit het regeerakkoord” (15 dec. 2021), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.