cyclisch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cyclisch    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsiklis/
Woordafbreking
  • cy·clisch
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘een cyclus vormend’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van cyclus met het achtervoegsel -isch [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen cyclischcyclischer
verbogen cyclischecyclischere
partitief cyclischcyclischers-

Bijvoeglijk naamwoord

cyclisch

  1. regelmatig terugkerend
     Vooruitgang In premoderne samenlevingen had men een cyclische kijk op de geschiedenis: van vooruitgangsdenken was hoegenaamd geen sprake. Men ging ervan uit dat alles even slecht of goed zou blijven als het altijd was geweest.[3]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord cyclisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.