dagkaart

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dagkaart    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dag·kaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagkaart dagkaarten
verkleinwoord dagkaartje dagkaartjes

Zelfstandig naamwoord

dedagkaartv/m

  1. toegangsbewijs of vervoerbewijs dat één dag geldig is
    • Met een NS-dagkaart mag je één dag onbeperkt reizen in de trein. 
  2. menukaart met gerechten die op die dag beschikbaar zijn
    • In Frankrijk noemt met een dagkaart Carte du jour. 

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord dagkaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.