dankrede

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dankrede    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dank·re·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dankrede dankredes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dedankredev/m

  1. toespraak waarin men iets of iemand bedankt of eert
     Het was voor de Duitsers wél even slikken dat Máxima haar dankrede in het Engels en niet in het Duits uitsprak.[1]
     Het eerste exemplaar van de cd was voor Frits Spits, die er in zijn dankrede nog even op wees dat hij een moeder heeft met Twents bloed. Ze kwam uit Vroomshoop.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord dankrede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Piet van Asseldonk
    “Koningspaar en Duitsland koesteren elkaar” (07-02-2015), NOS
  2. Weblink bron
    Hans Janssen
    “Aftrap Willem Wilmink Festival” (12-05-2009), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.