dauw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dauw    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dauw
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gecondenseerde waterdamp’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dauw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dedauwm

  1. (meteorologie) condensatiedruppels gevormd op de grond door afkoeling van vochtige lucht
    • Het grasveld was bedekt met dauw. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • voor dag en dauw
heel vroeg in de ochtend
  1.  Onder het koken vertelde Barbie mij over zijn werk als hotelmanager en hoe zwaar het was om jarenlang voor dag en dauw op te moeten staan en op alle feestdagen te moeten werken.[3]
Vertalingen
Gelijkklinkende woorden
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
dauwen

dauw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dauwen
    • Ik dauw. 
  2. gebiedende wijs van dauwen
    • Dauw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dauwen
    • Dauw je? 

Gangbaarheid

  • Het woord dauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.