decorum

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  decorum    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • de·co·rum
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘fatsoen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord decorum -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetdecorumo

  1. de uiterlijke waardigheid
    • Wij moesten ons decorum bewaren. 

Gangbaarheid

  • Het woord decorum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • IPA: /dɛˈkɔː(ɹ).ʌm/
enkelvoud meervoud
decorum -

Zelfstandig naamwoord

decorum

  1. fatsoen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.