dekplaat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dekplaat    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dek·plaat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dekplaat dekplaten
verkleinwoord dekplaatje dekplaatjes

Zelfstandig naamwoord

dedekplaatv/m

  1. een vlak, plat en vrij dun stuk materiaal dat dient als afdekking van iets
     Minister Schippers krijgt tijdens een debat in de Tweede Kamer bijna een lamp op haar hoofd. Een dekplaat van een lamp viel uit het plafond en spatte vlak naast haar uiteen.[2]
     „Met de dekplaten van het muurtje gaan we nog bezig, de lantaarn en het bankje zijn van de gemeente dus die worden door haar gerepareerd.”[3]

Gangbaarheid

  • Het woord dekplaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Minister Schippers krijgt bijna lamp op hoofd” (Donderdag 15 december 2011), NOS
  3. Weblink bron
    Ramon Kunst
    “Vernielingen bij basisschool Park Stokhorst: ‘Dit is niet de eerste keer’” (25-05-2021), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.