dim

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dim    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dim

Werkwoord

vervoeging van
dimmen

dim

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dimmen
    • Ik dim. 
  2. gebiedende wijs van dimmen
    • Dim! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dimmen
    • Dim je? 

Gangbaarheid

  • Het woord dim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

    Engels

    Uitspraak
    • Geluid:  dim (VS)    (hulp, bestand)
    • IPA:
    Woordherkomst en -opbouw
    stellend vergrotend overtreffend
    dimdimmerdimmest

    Bijvoeglijk naamwoord

    dim

    1. vaag, wazig
    vervoeging
    onbepaalde wijs to  dim 
    he/she/it  dims 
    verleden tijd  dimmed 
    voltooid
    deelwoord
     dimmed 
    onvoltooid
    deelwoord
     dimming 
    gebiedende wijs  dim 

    Werkwoord

    dim

    1. overgankelijk donker/duister maken, verdonkeren, verduisteren [1]
    2. overgankelijk dimmen, matigen, temperen
    3. onovergankelijk donker/duister worden
    4. onovergankelijk verflauwen, vervagen; (fig.) afnemen [5], verminderen [1]

    Verwijzingen

    1. dim, Online Etymology Dictionary
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.