docentschap

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  docentschap    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • do·cent·schap
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘plaats of functie als docent’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
  • afgeleid van docent met het achtervoegsel -schap
enkelvoud meervoud
naamwoord docentschap docentschappen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetdocentschapo

  1. (onderwijs) wat de functie van docent zoal inhoudt
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord docentschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.