documenteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  documenteren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌdokymɛnˈterə(n)/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • do·cu·men·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
documenterendocumenteerd
document
documentalist
documentaire
documentatie
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
documenteren
documenteerde
gedocumenteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

documenteren

  1. overgankelijk onderbouwen, staven met documenten
    • Hij heeft zijn CV keurig gedocumenteerd. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord documenteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.