doksaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  doksaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dok·saal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘wand tussen koor en schip van een kerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1276 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord doksaal doksalen
verkleinwoord doksaaltje doksaaltjes

Zelfstandig naamwoord

hetdoksaalo

  1. een houten of stenen wand die in een kerk het schip scheidt van het priesterkoor
Synoniemen
Verwante begrippen
  • zangerskoor, zingzolder
Vertalingen
   1. zie: oksaal   

Gangbaarheid

  • Het woord doksaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
23 %van de Nederlanders;
49 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.