jubee

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jubee    (hulp, bestand)
  • IPA: /jyˈbe/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ju·bee
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans jubé dat weer teruggaat op de eerste woord van Latijne gebedsformule "iube, domine, benedicere" Heer, wil zegenen, door de diaken vanaf deze plaats uitgesproken tot de priester vóór het lezen van het evangelie [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord jubee jubees
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetjubeeo

  1. (bouwkunde) (religie) (rooms-katholiek) afscheiding tussen het koor en het schip van een kerk
    • ‘Kijk,’ zegt hij, ‘zo zag de abdij er rond de eeuwwisseling uit. Dit is het kerkhof, dit de Pand, de wandelhof, het broederkoor, het jubee, de tribune, de Pandhof, de slaapzaal en de doodsklok.’ [3]
Schrijfwijzen
  • jubé (oude schrijfwijze)
Synoniemen
Hyperoniemen
  • koorafsluiting
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord jubee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
10 %van de Nederlanders;
7 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.