domkerk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  domkerk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɔmkɛrək/ (2 of 3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈdɔm.kɛrk/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈdɔm.kɛrk/
Woordafbreking
  • dom·kerk
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van dom (vergelijk Fr. dôme) en kerk
enkelvoud meervoud
naamwoord domkerk domkerken
verkleinwoord domkerkje domkerkjes

Zelfstandig naamwoord

dedomkerkv/m

  1. (bouwkunde) (religie) een kerk waarin een bisschop zetelt
    • Hij is bij de domkerk wezen kijken. 
Opmerkingen
  • Dit woord wordt doorgaans alleen voor bepaalde kerkgebouwen gebruikt waarbij deze benaming historisch is komen vast te liggen.
Synoniemen
Vertalingen
   1. zie: kathedraal   

Gangbaarheid

  • Het woord domkerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
76 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.