driewieler

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  driewieler    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • drie·wie·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voertuig met drie wielen’ voor het eerst aangetroffen in 1869 [1]
  • Samenstellende afleiding van drie en wiel met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord driewieler driewielers
verkleinwoord driewielertje driewielertjes

Zelfstandig naamwoord

dedriewielerm

  1. voertuig op drie wielen
     Ze ruimden vooral toiletpapier, sigarettenpeuken, blikjes, flessen en voedselverpakkingen op. Soms ook zelfs plastic driewielers, leren laarzen en een bierflesje met een dode muis erin.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord driewieler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.