druilen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  druilen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • drui·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
druilen
druilde
gedruild
zwak -d volledig

Werkwoord

druilen

  1. absoluut in halfslapende toestand, op lusteloze wijze zijn, soezen, suffen
  2. absoluut (verouderd) langzaam handelen of spreken, traag zijn (1811) [2]
  3. onpersoonlijk regenachtig zijn, op lusteloze wijze regenen [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dedruilenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord druil

Gangbaarheid

  • Het woord druilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.