drup

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  drup    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • drup
enkelvoud meervoud
naamwoord drup druppen
verkleinwoord drupje drupjes

Zelfstandig naamwoord

dedrupm

  1. druppel
    • Uit de kraan komt geen drup. 
  2. het vallen van druppels
    • Hoewel het gestopt was met regenen, zorgde de drup van de bomen ervoor dat we kletsnat thuis kwamen. 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • van de regen in de drup

Werkwoord

vervoeging van
druppen

drup

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druppen
    • Ik drup. 
  2. gebiedende wijs van druppen
    • Drup! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druppen
    • Drup je? 

Gangbaarheid

  • Het woord drup staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.