duku
Surinaams
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈduku/
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
duku
- doek, geweven stof
- «‘Mi wei̯fi, wer' wąn pɩs-duku gi mi, dan yu pɔt' mi lidǫ' na ɩni wą' baki, dą' mi go prei̯ lei̯k' mi na wąn nyunyu pikin.’ So hɛm wei̯fi teki Anąnsi, a wer' na pɩs-duku gi hɛm.»[2]„Mijn vrouw, doe me een luier om, en leg me neer in een bak. Dan speel ik alsof ik een jong kind ben. Aldus nam zijn vrouw Anansi, en kleedde hem met een luier.
- «‘Mi wei̯fi, wer' wąn pɩs-duku gi mi, dan yu pɔt' mi lidǫ' na ɩni wą' baki, dą' mi go prei̯ lei̯k' mi na wąn nyunyu pikin.’ So hɛm wei̯fi teki Anąnsi, a wer' na pɩs-duku gi hɛm.»[2]
- (pregnant) (informeel) geld, flap
Opmerkingen
- Ook weer teruggeleend in de straattaal van het Nederlands als doekoe “geld”.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron duku in: N. van der Sijs (red.)Uitleenwoordenbank van het Nederlands (2015) op uitleenwoordenbank.ivdnt.org
- ↑ Weblink bron Melville J. Herskovits en Frances S. Herskovits“Suriname folk-lore” (1936), Columbia University Press, New York, p. 232 op dbnl.org
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.