dutje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dutje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdʏcə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • dut·je
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord dutje dutjes

Zelfstandig naamwoord

hetdutjeo dim. tant.

  1. een korte periode van slaap
    • De oudjes deden een dutje. 
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

hetdutjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord dut

Gangbaarheid

  • Het woord dutje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.